Interieur


Priesterkoor

Doopvont

 

Volgens de “Eerste steen”, die te vinden is links naast het hoofdaltaar onder in de muur, dateert dit gedeelte van het kerkgebouw uit 1908.
In de loop der jaren is het priesterkoor binnen het kerkgebouw uitgebreid.
De laatste uitbreiding dateert uit 1990 en is afgewerkt met Noorse lei en hardstenen traptreden.

De doopvont is van hardsteen, rust op een vierkant basement en heeft een balustervormige schacht. De ronde kuip heeft een wapenschild met een anker en bevat de inscriptie: anno 1622. De halfbolvormige koperen deksel met handvat en met als bekroning een bol met kruisje is van latere datum.

De lezenaar  is van eikenhout en stamt van 1990.
Een bandversiering uit de voormalige preekstoel is hierin verwerkt.

Het altaar en de offergaventafel  zijn beide eveneens van eikenhout en uit 1990. Hierin zijn elementen verwerkt van een voormalige communiebank uit de eerste helft van de 19e eeuw.
Op het altaar is aan de voorzijde een pelikaan uitgebeeld die zijn jongen voedt en het Lam Gods, beide Christussymbolen.Op de offergaventafel  is aan de voor-kant een voorstelling te zien van een kelk met hostie. Bij beide tafels zijn aan de linker- en aan de rechterzijde afbeeldingen te zien van druiven-trossen. Ook de sedilia zijn van eikenhout en stammen uit dezelfde tijd.
Met de sedilia worden bedoeld het priester- en het misdienaarsgestoelte.
Altaar

HoofdaltaarHet hoofdaltaar is van marmer en koper en stamt uit het jaar 1830.
Op de plaats van de vroegere tabernakeldeuren is een koperen reliëf aangebracht dat een mannelijk figuur voorstelt met de armen omhoog tussen bomen en struiken.

In de retabel (het achterstuk) zijn twee koperen reliëfs te vinden, voorstellende het laatste avondmaal en de broodvermenigvuldiging.

De zes hoge kandelaars zijn 78 centimeter hoog, van verzilverd koper en uit 1852. De vier andere kandelaars zijn 68 centimeter hoog, stammen uit de twintigste eeuw, zijn van witmetaal en gemaakt naar het model van de zes kandelaars uit 1852.

De glas-in-loodramen zijn (net als de ramen van het transept en in de beide devotiekapellen) gemaakt door kunstenaar/glazenier Hans Truyen. Deze ramen zijn ontworpen naar Apocalyps 4,6-7, en geven de symbolen weer van de vier evangelisten, die twee aan twee gegroepeerd zijn rond het Lam Gods.

         

Van links naar rechts zien we achtereenvolgens:

  • de evangelist Matteus, gesymboliseerd door een engel
  • de evangelist Marcus, uitgebeeld als een leeuw
  • Jezus zelf, uitgebeeld als het Lam Gods
  • de evangelist Johannes, voorgesteld als een adelaar
  • de evangelist Lucas, voorgesteld als een stier.

De beelden van Maria  en Rochus  op hun sokkels zijn van zandsteen en stammen uit 1930. Oorspronkelijk waren deze beelden bestemd voor het Maria-altaar en het Rochus-altaar.

De twee wandarmen, die links en rechts hangen, zijn van geel geslagen koper en stammen uit het midden van de 19e eeuw.

De sacristie-bel  is van koper en volgens de inscriptie uit 1932. Het electronische orgel is een Johannes opus 1400 uit 1990

TabernakelHet tabernakel   bevond zich oorspronkelijk in het hoofdaltaar en is sinds 1990, voorzien van sierlijke zijpanelen, solitair geplaatst op de hardstenen zuil van de voormalige preekstoel. Op de deuren van het tabernakel is Christus uitgebeeld met een kelk, die de heilige communie uitreikt aan een vrouw.

De godslamp van koper in een schotelmodel is van 1930.

De vloerkandelaar en de paaskandelaar zijn beide uit 1990 en kom en uit het atelier van Kemmerling in Maastricht.

Boven het altaar hangt een kruis  met een corpus van gepolychromeerd hout; het corpus heeft een grote geknoopte lendendoek en is gemaakt in 1930 door Cuypers in Roermond. In 1990 is dit gerestaureerd en is er een nieuwe kruisbalk bevestigd.

Het transept (het dwarsschip)

MariaAltaar2

Aan beide zijden zijn driezits koorbanken  te vinden van eikenhout uit het midden van de twintigste eeuw opgesteld.
Links is het Maria-altaar, waaruit het oorspronkelijke beeld verhuisd is naar het priesterkoor en vervangen is door een madonna uit de 19e eeuw. In de verzilverd koperen kroon van Maria staat het jaartal 1822. Merkwaardig is dat Maria geen armen heeft. De kroon van het kind, de scepter en de rijksappel van Maria zijn van latere datum (1989).

Rechts is het Jozef-altaar, oorspronkelijk het Rochus-altaar, maar het beeld van Sint Rochus is, net als het beeld van Maria, verhuisd naar het priesterkoor.

De glas-in-loodramen rechts zijn afbeeldingen uit het oude testament en stellen taferelen voor ontleend aan het verhaal van de tocht van het volk van de Hebreeën door de woestijn;

Respectievelijk:

  • de doortocht door de Rode Zee
  • de koperen slang en de manna-regen met het water uit de rots
  • de zwerm kwartels
 Ramen_rechts
 Ramen_links

De ramen aan de linkerkant zijn afbeeldingen uit het nieuwe testament en stellen respectievelijk voor:

  • de doop in de Jordaan
  • dood en verrijzenis van Jezus
  • het laatste avondmaal

De zijschepen

In de zijschepen staan oude biecht-stoelen die stammen uit de tweede helft van de 19e eeuw.

De veertien kruiswegstaties, die voorstellingen bevatten van de ver-oordeling, het lijden en de dood van Jezus, dateren uit 1930.
De taferelen zijn gevat in eiken-houten lijsten.

Het Heilig Hartbeeld  achterin links is van eikenhout met lichte polychromie en stamt uit de eerste helft van de 20e eeuw.

Zijschip

Het oksaal

Oksaal Tegen de voorzijde van het oksaal zijn drie panelen bevestigd, afkomstig van de communiebank die in het begin van de 20e eeuw in gebruik genomen is.
Deze afbeeldingen tonen van links naar rechts:

Op het oksaal is het orgel  te zien, gebouwd door Willem Theodoor Pieter Theo Pereboom en Jean Leyser, orgelmakers te Maastricht. Uit externe bronnen weten we dat dit orgel geplaatst is rond de jaarwisseling van 1871/1872. In latere jaren is door de orgelbouwers de sleeplade vervangen door een pneumatische lade. Opvallend is dat in dit instrument gedeeltelijk ouder pijpwerk uit de 18e eeuw verwerkt is.

 

Onder het oksaal hangt een kruisbeeld van eikenhout uit het begin van de 19e eeuw. Dit kruisbeeld hing vroeger aan de buitenmuur van het kerkgebouw.

De devotiekapel

Deze kapel heeft vroeger als doopkapel gefungeerd, iets wat nog altijd duidelijk tot uiting komt in de glas-in-loodramen, die alle iets laten zien van levend water dat door het leven heen stroomt.
De ramen laten van links naar rechts zien:

  • het brakke water dat door Mozes volgens het boek Exodus veranderd werd in zoet water
  • de voetwassing door Jezus voorafgaande aan het laatste avondmaal; de kijk van Paulus op het doopsel, zoals dat tot uiting komt in zijn brief aan de Romeinen
  • de kijk van Jezus op het doopsel, zoals dat tot uiting komt in het evangelie van Johannes, Jezus die over het water wandelt en daarbij Petrus redt en als laatste Mozes die water uit de rotsen slaat tijdens de woestijntocht.

Nu deze kapel niet meer als doop-kapel gebruikt wordt, is het een devotiekapel geworden, waarin een aantal beelden zijn samengebracht, die voorheen verspreid door de kerk opgesteld waren.Van links naar rechts zijn het:

  • Antonius van Padua
  • Barbara
  • Gerardus van Majella
  • Theresia van Lisieux

Alle beelden zijn gemaakt in de 20e eeuw.

De Maria-kapel

Het hek bij deze kapel  is samengesteld uit de twee hekken die vroeger zowel de doopkapel als deze kapel scheidden van de rest van de kerk.

De glas-in-loodramen zijn afbeeldingen die ontleend zijn aan aanroepingen uit de litanie van Maria.
Van links naar rechts gaat het om:

  • oorzaak van onze blijdschap
  • poort van de hemel
  • gouden huis en morgenster

De beeltenis stelt Onze Lieve Vrouw van Altijddurende Bijstand voor, met een lijst in eikenhout. Het is gemaakt naar een ontwerp van P. Cuypers uit 1934.